“Meten is weten” met diabetes. Het is misschien wel de meest herhaalde ‘tip’ van een diabetesverpleegkundige. Natuurlijk klopt het: je kunt geen insuline toedienen voor een maaltijd zonder dat je weet wat je bloedsuiker op dat moment is. Spuit je een normale dosis terwijl je een hypo hebt, dan kan het behoorlijk gevaarlijk worden. Andersom geldt hetzelfde: een normale dosis bij eten met een hyper verhelpt het probleem niet. Maar deze tip gaat veel verder dan je bloedsuikers alleen, want je kunt nog veel meer meten voor een betere grip op je bloedsuikers!
Sterker nog, als je dat niet doet, dan kan het meten van je bloedsuiker nog wel eens een foutieve indicatie geven. Stel je voor je hebt net een flink stuk gejogged. Vlak erna prik je: 6.5 moll/l. “Mooi”, denk je. “Even prikken voor mijn volgende maaltijd”. Zonder erbij na te denken dat je bloedsuiker de komende tijd dankzij de inspanning die je zojuist hebt geleverd nog een stuk gaat dalen. Dit, samen met de dosis die je toedient, levert je een flinke hypo op. Blegh!
Meten geeft uitsluitsel
Eigenlijk werkt de tip ‘meten is weten’ alleen wanneer je zoveel mogelijk factoren die van invloed kunnen zijn op je diabetes uitsluit, zodat je één bepaalde factor waarvan je de werking wil weten op je lichaam kan meten. Bijvoorbeeld: stel dat je bloedsuiker zo stabiel is als maar kan, er geen snelwerkende insuline actief is, je niet (intensief) hebt of gaat bewegen, goed hebt geslapen en geen stimulerende middelen hebt gebruikt (zoals caffeine). Wanneer je dán een nieuwe factor (bijvoorbeeld een donut) ‘test’, dan weet je dat je bloedsuiker alleen daardoor wordt beïnvloedt en dus niet door overige factoren. Hierdoor weet je pas écht hoeveel insuline je voor die donut nodig hebt de volgende keer!
Maar het hoeft hier natuurlijk niet alleen om eten te gaan. Wanneer je de meeste factoren hebt uitgesloten, kun je ook gaan testen wat bijvoorbeeld voetballen, hardlopen, gewichtheffen, koffie, korter slapen (beter van niet), alcohol (met mate s.v.p.), drugs (laat maar liggen), seks, stress of andere zaken doen met je bloedsuiker. Eindelijk! Maar de vraag is: hoe sluit je die factoren dan uit?
Snelwerkende insuline
Ervan uitgaande dat je basale instelling voor insuline goed is, kun je vrij veel factoren ‘stabiliseren’ wanneer je een bepaalde factor wil testen. Zorg dat je genoeg slaapt, beweeg ‘normaal’ (niet intensief sporten, maar ook geen hele dag op je kont zitten), zorg dat je lichaam geen eten (glucose) meer verwerkt en verhelp stress (mindfulness). De meest invloedrijke en moeilijkste factor om uit te sluiten is dan ook je hoeveelheid actieve snelwerkende insuline. Pas als dit geen rol meer speelt, krijg je een betrouwbare meting.
Om dit te bereiken is het goed om te weten hoe lang een injectie van jouw snelwerkende insuline actief blijft. In de meeste gevallen is dit 3-4h (maar check het na in de bijsluiter!). Dit houdt dus in dat je na deze periode een zogeheten ‘nuchtere bloedsuiker’ hebt. Pas dan kun je, mits je ook andere factoren hebt uitgesloten, een echte indicatie krijgen van wat je probeert te meten.
Dit verklaart overigens meteen waarom je zo snel een hypo kan krijgen, als je binnen die 3-4h tweemaal eet en hiervoor normaal doseert. Je spuit tenslotte een dosis insuline op een al actieve lading, en dit werkt versterkend!
Meten is weten: mijn aanpak
Wanneer ik iets wil meten om te zien wat voor effect het heeft op mijn bloedsuikers probeer ik dit daarom in de meeste gevallen te doen met een nuchtere bloedsuiker. Sowieso eet ik pas om de 3-4 uur of langer, omdat ik merk dat dit voor mij de meest stabiele bloedsuikers oplevert. Toch blijft dit voor iedereen persoonlijk, aangezien het ook moet passen bij jouw levensstijl.
Ik hoop dat je wat aan bovenstaande informatie hebt gehad, en hebt ingezien dat meten = weten verdergaat dan een meting van je bloedsuiker op dat specifieke moment!
Geef een reactie